De geschiedenis van het Champagnehuis Perrier-Jouët begon na een ontmoeting tussen gepassioneerde mensen. In 1810 trouwde Rose-Adélaïde Jouët, afkomstig uit een familie van Normandische kooplieden, met Pierre-Nicolas Perrier, een wijnmaker en botanicus. Een jaar na hun huwelijk richtten deze twee kunst- en natuurliefhebbers het Champagnehuis Perrier-Jouët op met de ambitie verschillende cuvées te produceren die de aard van hun terroir van herkomst en de vrucht van hun voor die tijd onconventionele creativiteit onthulden. Vanaf 1848 bouwde hun zoon Charles verder aan de reputatie van het huis. Na zijn overlijden in 1878 namen zijn neven, Henri en Octave Gallice, de leiding van Perrier-Jouët over.
Perrier-Jouët waakt over een uitzonderlijke wijngaard die zich uitstrekt over de grote terroirs van de Champagne: Aÿ, Mailly-Champagne, Avize en Cramant. Aan het begin van de 20e eeuw vertrouwde Henri Gallice zijn vriend en kunstenaar Emile Gallé de taak toe om in 1902 een fles te ontwerpen waarvan de witte anemonen het tijdloze embleem van het merk zouden worden.
De uitstekende kwaliteit van de gebruikte grondstoffen is altijd van het grootste belang geweest voor het bedrijf, met bijzondere aandacht voor de terroirs van de Chardonnay druiven die bijdragen aan de verfijnde, subtiele en bloemige Perrier-Jouët stijl. Erkend buiten de Franse grenzen voor de kwaliteit van zijn cuvées, werd het Champagnehuis Perrier-Jouët vanaf 1861 de officiële champagne van Koningin Victoria en vervolgens van het Franse Keizerlijk Hof.
In 1959 nam GH Mumm, een Champagnebedrijf, Perrier-Jouët over. In 1964 werden in de kelders van het domein vier door Emile Gallé beschilderde magnums ontdekt. Deze ontdekking inspireerde het idee om een prestige cuvée te creëren. De commercialisering van de cuvée "Belle Epoque" in 1969, in de fles die Emile Gallé bijna 60 jaar eerder had ontworpen, vormt een historisch keerpunt voor het merk.
Sinds oktober 2020 is Séverine Frerson de achtste keldermeester en de eerste vrouw die deze functie bekleedt.